Over de NDFF Verspreidingsatlas

NDFF Verspreidingsatlas is een naslagwerk met afbeeldingen en informatie over duizenden soorten die in de Nederlandse natuur voorkomen. De verspreidingskaarten worden gemaakt met gevalideerde gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna. De inhoud wordt verzorgd door zes soortenorganisaties. Voor planten, mossen, korstmossen, paddenstoelen, kranswieren en zeeorganismen is de Verspreidingsatlas ook een waarnemingenplatform met de invoer-app. Deze app is gericht op het verzamelen van lijsten van soorten die zijn waargenomen tijdens een bezoek aan één locatie. Zulke lijsten zijn essentieel bij het berekenen van de voor- en achteruitgang van soorten.

Informatie over biodiversiteit bundelen

De NDFF Verspreidingsatlas maakt sinds eind 2015 integraal onderdeel uit van de Nationale Databank Flora en Fauna. Het initiatief tot de ontwikkeling van een online-verspreidingsatlas is in 2007 genomen door de Bryologische en Lichenologische Werkgroep (BLWG). De inhoud van de atlas wordt mede verzorgd door de Nederlandse Mycologische Vereniging (NMV), FLORON, het Landelijk Informatiecentrum Kranswieren (LIK) en Stichting ANEMOON, Stichting RAVON en de Zoogdiervereniging.

Biodiversiteitsinformatie delen

De NDFF Verspreidingsatlas geeft informatie over het voorkomen van alle groepen planten en enkele diergroepen in Nederland. Verspreidingsgegevens zijn gebaseerd op gevalideerde waarnemingen uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). In samenwerking met andere organisaties ontwikkelen we nieuwe mogelijkheden voor het delen van soortinformatie uit de NDFF Verspreidingsatlas via web services. De NDFF Verspreidingsatlas is vooral bedoeld voor het vrijwilligersnetwerk van de aangesloten organisaties. Wilt u voor uw organisatie gegevens uit de NDFF raadplegen, dan deze zijn verkrijgbaar via Het Natuurloket.

Overname Verspreidingskaarten

Verspreidingskaarten mogen worden overgenomen onder vermelding van © NDFF + jaartal. Voor gebruik in drukwerk zijn vectorafbeeldingen (postscript) beschikbaar die je eventueel zelf kunt nabewerken in bijvoorbeeld Adobe Illustrator. Kaarten op hoge resolutie vind je door op het pijltje te klikken rechtsonder in de kaart.

Overname teksten

Bij teksten is soms apart aangegeven wat de licentie is. Voor de meeste soortgroepen betreft dit een Creative Commons licentie (CC BY 4.0). Dat betekent dat je de betreffende teksten mag overnemen zonder dat je toestemming hoeft te vragen. Wel moet je de bron vermelden (zie kopje citeren hieronder). Is er geen aparte copyrightvermelding voor de tekst, dan geldt © jaartal en de naam van de betreffende organisatie die de soortgroep beheert en mag je de informatie alleen overnemen als je daarvoor van de betreffende organisatie toestemming hebt gekregen.

Overname foto's

Voor overname van foto's is toestemming nodig van de fotograaf. Bent u ingelogd, dan vind je achter de naam van de fotograaf het e-mailadres waar je om toestemming kunt vragen. Soms staat bij de foto een Creative Commons licentie vermeld in plaats van het copyrightteken: de fotograaf heeft dan al vooraf toestemming gegeven voor niet-commercieel gebruik zolang je de naam van de fotograaf vermeldt.

Citeren

Suggestie voor het citeren van de NDFF Verspreidingsatlas in een artikel:

NDFF (2015). NDFF Verspreidingsatlas. 20 november 2015, http://verspreidingsatlas.nl.FLORON (2014).
Verspreidingsatlas vaatplanten. 13 mei 2016, https://www.verspreidingsatlas.nl/planten.
BLWG (2014). Groot dooiermos. In: NDFF Verspreidingsatlas korstmossen. 13 mei 2017, https://www.verspreidingsatlas.nl/4660.

GBIF

FLORON levert ook gedigitaliseerde historische waarnemingen aan GBIF, waarin wereldwijd biodiversiteitsinformatie wordt ontsloten. Dit zijn gegevens die door FLORON zelf gedigitaliseerd zijn met steun van NLBIF.

Organisaties

Informatie over de soorten is afkomstig van de volgende organisaties:

BLWG korstmossen         FLORON         NMV         LIK         RAVON         RAVON         VZZ         ANEMOON

 

Contactpersonen

Mossen, korstmossen en vaatplanten en techniek: Laurens Sparrius (sparrius@blwg.nl)

Paddenstoelen: Inge Somhorst (kartering@mycologen.nl), foto's: Aldert Gutter (verspreidingsatlas@mycologen.nl)

Kranswieren: Emile Nat (e.nat@kranswieren.nl) 

Weekdieren, kreeftachtigen en wieren: Adriaan Gmelig Meyling (anemoon@cistron.nl) 

Reptielen, amfibieën en vissen: Rolf van Leeningen (r.leeningen@ravon.nl) 

Zoogdieren: Maurice La Haye (maurice.lahaye@zoogdiervereniging.nl) 

 

Databronnen

Waar komen de gegevens in de NDFF Verspreidingsatlas vandaan?

Alle datapartners van de Nationale Databank Flora en Fauna dragen bij aan de NDFF Verspreidingsatlas. De belangrijkste bronnen zijn (in volgorde van bijdrage in aantallen actuele en historische waarnemingen): de soortenorganisaties (26 miljoen waarnemingen), provincies (11 miljoen), Waarneming.nl (11 miljoen), terreinbeherende organisaties (4 miljoen), Landelijke Vegetatie Databank (2 miljoen), waterschappen (1 miljoen) en Rijkswaterstaat (1 miljoen). Samen zitten er voor de getoonde soortengroepen ruim 50 miljoen waarnemingen in de databank. Elk jaar komen er 1,5 miljoen waarnemingen bij.

Hoe vaak worden de kaarten in de atlas bijgewerkt?

De kaarten worden elke nacht bijgewerkt. Gegevens die de dag ervoor zijn ingevoerd én gevalideerd in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) worden dan getoond op de kaart. Vanaf het moment dat een waarneming wordt ingevoerd of aangeleverd bij één van de deelnemende organisaties, gaat er dus enige tijd overheen voordat de waarneming als stip zichtbaar wordt op de kaart. Zeldzame soorten moeten vaak eerst worden gecontroleerd. In zulke gevallen kan het wat langer duren voordat de waarneming in de NDFF Verspreidingsatlas zichtbaar is. Waarnemingen van algemene soorten die via een website of app worden ingevoerd zijn na 1 dag (Verspreidingsatlas, Telmee) tot 1 week (Waarneming.nl) zichtbaar. De waarnemingen op de kaarten zijn gecontroleerd door validatoren (deskundige vrijwilligers en medewerkers) of automatisch gevalideerd als een soort al eens eerder op of bij dezelfde locatie is gevonden. Voor zeldzame soorten zijn de controles strenger dan voor algemene soorten.

Hoe kan ik zelf bijdragen aan de verspreidingsatlas?

De soortenorganisaties FLORON, BLWG, NMV, RAVON, Vlinderstichting, Zoogdiervereniging, ANEMOON, TINEA en EIS coördineren het projectmatig inventariseren van flora en fauna in Nederland. Dat gebeurt regionaal in natuurwerkgroepen, maar ook landelijk. Wanneer je je aanmeldt voor de NDFF Verspreidingsatlas, dan zie je een groot deel van de landelijke projecten waaraan je kunt meedoen. Heb je nog onvoldoende kennis over de soortgroepen, ga dan eens mee met een excursie of volg een cursus bij deze organisaties.

 

Toelichting Verspreidingskaarten

Gebruik

Verspreidingskaarten worden gebruikt om te laten zien waar een soort is waargenomen binnen een bepaalde periode. Het volledige verspreidingsgebied van de soort kan groter zijn. Een stip staat voor één of meer waarnemingen van de soort, ongeacht het aantal individuen.

Periode

De rode en gele stippen geven aan waar de soort is aangetroffen in de aangegeven periode. Gele stippen geven aan dat tenminste één melding betrekking heeft op een niet-natuurlijke introductie van een inheemse soort. Bij uitheemse soorten, microsoorten en gecombineerde soorten (namen in kleine letters) wordt niet aangegeven of het om een introductie gaat. De periode kan worden aangepast met de schuiven aan de linkerzijde van de kaart. Standaard staat deze op de periode vanaf 1990. De blauwe vierkanten geven aan waar de soort buiten deze periode is gevonden.

Compleetheid

De standaardweergave (5x5 km en startjaar 1990) van de kaart geeft de huidige verspreiding goed weer. Dat betekent dat de meeste gebieden zijn onderzocht op het voorkomen van de soort. Afhankelijk van de gekozen soort of soortgroep kan het zijn dat de kaart toch niet helemaal compleet is. Wanneer met de schuif een kortere tijdsperiode wordt gekozen, dan wordt het verspreidingsbeeld minder compleet, omdat in die periode niet alle delen van het land even goed zijn onderzocht. Vóór 1990 is de dekking minder goed. Vooral de periode 1950-1970 is minder goed onderzocht.

Gesplitste soorten

Taxonomisch onderzoek kan ook een rol spelen bij de volledigheid van de kaarten. Zo worden sommige soorten pas sinds kort herkend. Ze zijn dan vaak afgesplitst van een andere soort. Oudere vondsten zijn dan vaak te vinden op kaarten van de zogenaamde combinatiesoort. Deze soorten zijn te herkennen aan een schuine streep in de naam.

 

Toelichting Trendgrafieken Vaatplanten

Dataselectie

De trendanalyses worden uitgevoerd op basis van waarnemingen van vaatplantsoorten in Nederland uit de Nationale Databank Flora & Fauna (NDFF) in de periode 1975-2022. De data zijn onderverdeeld in drie categorieën: 1) waarnemingen uit inventarisaties van kilometerhokken door FLORON vrijwilligers, met alle inheemse soorten op de streeplijst, 2) waarnemingen uit vegetatiekarteringen, waarbij beperkte soortenlijsten worden gebruikt die variëren per beheertype bij het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL), en 3) waarnemingen van vaatplanten zonder duidelijk gestructureerd protocol. Bij deze laatste categorie zijn de data na het jaar 2000 buiten beschouwing gelaten, omdat er sinds die tijd steeds meer echt losse waarnemingen bij zijn gekomen. Een vierde categorie waarnemingen, die uit het Landelijk Meetnet Flora (LMF) van de provincies, zijn buiten beschouwing gelaten.

Voor de verspreidingsanalyse zijn waarnemingen binnen periodes van vier jaar steeds samen genomen en geaggregeerd tot hokken van 1 x 1 km volgens het RD-coördinatenstelsel (kmhok). Per periode worden de waarnemingen van zo’n 7700 km-hokken gebruikt en per kmhok worden er gemiddeld zo’n 185 plantensoorten gevonden. De lengte van de lijst met gevonden plantensoorten per kmhok per periode wordt in de analyse gebruikt als maat voor hoe grondig het kmhok is onderzocht (zie hieronder). Lijsten met minder dan 25 soorten zijn niet meegenomen in de analyse.

NDFF-data zijn alleen positieve waarnemingen, maar voor een verspreidingsanalyse moet er ook bekend zijn waar een soort niet is waargenomen (nulwaarnemingen). Bij data-categorieën 1 en 3 kan worden aangenomen dat op alle inheemse soorten is gelet, zodat het ontbreken van een soort direct leidt tot een nulwaarneming. Bij data-categorie 2 zijn beperkte en variërende soortenlijsten gebruikt, die lastig te reconstrueren zijn. Daarom is ervoor gekozen om nulwaarnemingen alleen te genereren binnen 13 clusters van soorten die vaak samen worden waargenomen. Deze clusters zijn de uitkomst van een cluster analyse met het R-script CLUSTASPEC (Harrower 2011; Preston et al. 2011), waar soorten zijn geclusterd naar een combinatie van km-hok en jaar.

Statistische analyse

De data zijn per soort geanalyseerd met een lijstlengte-model, dwz. een logistische regressie met het aantal gevonden soorten als covariabele om te corrigeren voor variatie in meetinspanning (Szabo et al. 2010; Van Strien et al. 2017):

logit(P_ij )=〖kmhok〗_i+〖periode〗_j+(b_1×〖n_soorten〗_ij)/(b_2+〖n_soorten〗_ij )

waarbij Pij staat voor de waarneemkans van een soort in km-hok i en vier-jaar-periode j, en b1 en b2 de twee parameters zijn die een verzadigingscurve beschrijven voor de relatie tussen het aantal gevonden soorten en de waarneemkans (Van Strien et al. 2017). Alleen km-hokken waar een soort ooit gevonden is zijn beschouwd. Voor de analyse zijn de modellen op een Bayesiaanse manier geïmplementeerd in JAGS (Plummer 2009) via het programma R v4.2.1 (R Core Team 2022). Elk model is gedraaid met 3 Markov-kettingen en 5000 Monte-Carlo-iteraties, waarbij alleen elke 10e iteratie van de laatste 1200 is bewaard, wat leidt tot 360 bewaarde iteraties per model/soort. De uitkomsten van deze modellen worden betrouwbaar geacht wanneer ze volgens de Gelman-Rubin Rhat-statistiek is geconvergeerd (Rhat < 1.1).

Op basis van deze bewaarde iteraties zijn vervolgens verspreidingstrends berekend. Dit zijn logistische regressies van het geschatte aantal km-hokken waar een soort voorkomt over tijd, die een trend opleveren in de kans op aanwezigheid. De verdeling van trendwaarden over de bewaarde iteraties zijn de basis voor de beoordeling van de trend (afname, stabiel, toename). Deze trendwaarden zijn echter op de schaal van logit-getransformeerde kans op aanwezigheid en daarmee lastig te interpreteren, dus rapporteren we de grootte van de trend op de oorspronkelijke schaal. Al deze berekeningen zijn gedaan in R v4.1.3 (R Core Team 2022).

Referenties

Harrower, C.A. (2011), CLUSTASPEC - An R function to determine patterns in distribution, https://www.brc.ac.uk/biblio/clustaspec-r-function-determine-patterns-distribution

Plummer, M. (2009), JAGS Version 1.0.3 manual, http://sourceforge.net/projects/mcmc-jags/

Preston, C.D., C.A. Harrower & M.O. Hill. (2011), Distribution patterns in British and Irish liverworts and hornworts, Journal of Bryology, 33: 3-17

R Core Team (2022), R: A language and environment for statistical computing, R Foundation for Statistical Computing, Vienna, Austria, https://www.R-project.org/

Szabo, J.K., P.A. Vesk, P.W.J. Baxter & H.P. Possingham (2010), Regional avian species declines estimated from volunteer-collected long-term data using List Length Analysis, Ecolological Applications 20(8): 2157-2169

Van Strien, A.J., M. Boomsluiter, M.E. Noordeloos, R.J.T. Verweij, T.W. Kuyper (2017), Woodland ectomycorrhizal fungi benefit from large-scale reduction in nitrogen deposition in the Netherlands, Journal of Applied Ecology 55(1): 290-298

 

Financiering

De NDFF Verspreidingsatlas is mogelijk gemaakt door bijdragen van BIJ12 (Nationale Databank Flora en Fauna), Netwerk Ecologische Monitoring en het Cultuurfonds.

BIJ12            NEM            Cultuurfonds

 

Storingen

Is er een storing? Dit kun je vinden in de Uptime Monitor.